Overslaan en naar de inhoud gaan
depressie

Een nieuwe Australische studie, gepubliceerd in Nature Communications, brengt een opvallend verschil aan het licht: vrouwen hebben dubbel zoveel genetische risicofactoren voor depressie als mannen. Concreet beschikken vrouwen over zestien risicogenen, terwijl mannen er acht hebben.

Volgens psychiater prof. dr. Livia De Picker (UPC Duffel/UAntwerpen) helpt dit onderzoek een belangrijke puzzel te leggen in de geestelijke gezondheidszorg. “We wisten al dat vrouwen dubbel zo vaak de diagnose depressie krijgen. Nu kunnen we eindelijk deels verklaren waarom.”

De Picker, die onlangs de Lancet Psychiatry Women’s Mental Health Commission oprichtte, benadrukt dat depressie niet alleen genetisch bepaald is. Ook hormonale veranderingen, immunologische processen (zoals ontstekingen of infecties) en levensstijlfactoren beïnvloeden het risico. Zo blijkt dat vrouwen vanaf hun puberteit gevoeliger worden voor depressieve klachten, een aanwijzing dat hormonen een belangrijke rol spelen.

“Je genen bepalen een deel van je kwetsbaarheid", zegt De Picker. “Maar je hebt nog altijd zelf invloed. Voldoende slaap, gezonde voeding, beweging, sociale contacten en aandacht voor je cyclus kunnen helpen om je risico te verkleinen.”

Het onderzoek opent de deur naar precisiepsychiatrie: behandelingen die beter afgestemd zijn op biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. In de toekomst kan dat leiden tot meer gepersonaliseerde therapieën, waarin bijvoorbeeld hormonale factoren of genetische gevoeligheden worden meegenomen.

Zo komt de wetenschap stap voor stap dichter bij mentale zorg op maat, met meer begrip voor wat vrouwen écht nodig hebben.